Een quasi sinus of een sinus. Wat is het verschil?
Inverters, ook wel omvormers genoemd, zijn elektronische apparaten die van een gelijkspanning uit een batterij een wisselspanning maken. In Nederland en de rest van Europa is de gangbare netspanning 230Volt 50Hz. Dit laatste wil zeggen dat de spanning 50 keer per seconde van richting verandert. De verandering gebeurt niet steeds heel abrupt maar heel geleidelijk. We spreken hierbij van een sinusvorm.
Afbeelding 1 laat zien hoe de spanning verandert met de tijd. Een groot aantal elektrische apparaten maakt gebruik van de sinusvormige verandering van de spanning in de tijd. Enkele van deze apparaten zijn: - Transformatoren - Inductiemotoren - Synchrone motoren
Zoals bij de vragen over laders is uitgelegd, bestaan veel laders uit een transformator en een gelijkrichter. Inductiemotoren vinden we in heel veel toepassingen zoals pompen, ventilatoren e.d.
Een sinusomvormer maakt, zoals al eerder vermeld, een sinusvormige spanning. Alle elektrische apparaten van het juiste voltage (230 Volt bij 50Hz.) zullen dus op een sinusomvormer kunnen werken. Wel is van belang dat de omvormer het gevraagde vermogen kan leveren.
Een quasi sinusomvormer is een omvormer die een spanning levert die eruit ziet als in afbeelding 2. Dit zijn spanningsblokken die met de netfrequentie ( 50 maal per seconde) van positief naar negatief worden omgeschakeld. Voor een groot aantal apparaten is dit geen enkel probleem. Dit zijn over het algemeen apparaten met een verwarmingsspiraal of een universeelmotor. Voorbeelden zijn een haardroger, koffiezet apparaat of boormachine.
Helaas heeft de quasi sinusomvormer het bijkomende nadeel dat de spanning heel erg abrupt wordt in- en uitgeschakeld. Dit heeft tot gevolg dat er elektromagnetische storingen zullen kunnen optreden. Bij voorbeeld radiostoring. Ook kunnen apparaten hierdoor hinderlijk brommen.
Als een apparaat, dat gebruik maakt van de sinusvorm, bij voorbeeld een transformator of een inductiemotor, op een quasi sinusomvormer wordt aangesloten dan zal het apparaat meestal wel functioneren. Het energierendement is hierbij echter slecht en het maximale vermogen gereduceerd. Dit is te verklaren aan de hand van afbeelding 3. We zien hier zowel de zuivere sinus en de quasi sinus. Daar waar de blokgolf boven de sinus uitkomt, (het gele vlak) zal de inverter energie leveren waar de gebruiker niets mee kan doen. Deze energie wordt omgezet in warmte. Daar waar de sinus uitkomt boven de blokgolf (het grijze vlak) zal de gebruiker energie vragen die de inverter niet kan leveren. Het resultaat is verminderd vermogen.
Korte samenvatting.
Quasi sinusinverters. 1. Goedkoop 2. Toe te passen voor boormachines, haardrogers etc. 3. Kunnen hinderlijk storen op de radio of een bromtoon in het apparaat veroorzaken. 4. Hebben een lager rendement.( De batterij is sneller leeg)
Sinusomvormers 1. Kunnen alle apparaten voeden mits het vermogen toerijkend is 2. Hebben een hoog rendement 3. Radio/tv storingen zijn geringer, apparaten brommen niet. 4. Zijn zeker 3 keer duurder dan quasi sinusomvormers met gelijk vermogen.